JO RÖHRIG
en de essentie van theater

Jo in 1996, Korzo Theater, Den Haag
Jo heb ik leren kennen in
1970. Hij was mijn buurman en woonde twee huizen verderop met Tullia en haar
twee kinderen, Tonka en Yuri. Al gauw na onze kennismaking begon hij te
vertellen over theater en de noodzaak van theatervernieuwing. Het waren roerige
tijden, rebellie hing in de lucht. De jaren zestig en zeventig stonden bol van
creatieve ideeën, er vormde zich een tegencultuur. Er werd geëxperimenteerd,
gedemonstreerd, geprotesteerd en actie gevoerd. De Aktie Tomaat bijvoorbeeld was net achter de rug. Op 9 oktober 1969 hadden
studenten van de toneelschool en opleiding dramaturgie de acteurs op het toneel
bekogeld met tomaten. Het gebeurde na afloop van een voorstelling van de Nederlandse Comedie, uit onvrede over
het theaterbestel. Aktie Tomaat wordt
gezien als een keerpunt in de na-oorlogse Nederlandse theatergeschiedenis.
Met enthousiasme kon Jo vertellen
over zijn leermeester, de Duits/Franse regisseur Wolfram Mehring die in Parijs
een eigen ensemble had, Théâtre de la
Mandragore. Met deze groep had Jo een reeks tournees gemaakt door Europa,
het Midden-Oosten, Noord-Afrika en Azië. Hij probeerde me uit te leggen wat hij
bedoelde met vernieuwend theater en het verschil met traditioneel theater. Hij
noemde zijn theatervorm ʻfysiek theaterʼ. Daar staat niet de tekst, het gesproken woord,
centraal maar het lichaam van de acteur en de ruimte waarin hij zich beweegt.
Het gaat om fysieke bewustwording op het toneel, om bewegen en het gebruik van
maskers. Met uitleggen was Jo altijd geduldig, hij ging de diepte in, was nooit
oppervlakkig. Langzaam begon het mij te dagen. Mijn interesse was gewekt, ik raakte
enthousiast en stortte me op het onderwerp. Ik ging me verdiepen in
experimentele theatervormen die de podia veroverden in die tijd, zowel in
Europa als de Verenigde Staten. In Den Haag had je De Nieuwe Komedie waar artistiek leider Cor Stedelinck in 1971 met
zijn voorstelling Makabere kermis van
Eugene Ionesco indruk maakte. Ik heb Stedelinck geïnterviewd en na lezing van
mijn artikel moedigde hij me aan door te gaan met recenseren van
theatervoorstellingen. Ga je specialiseren, mensen als jij hebben we nu nodig, riep
hij me toe! Met dank aan Jo, voegde ik er inwendig aan toe. Mijn kennis van
theater heb ik aan Jo te danken.
Düsseldorf
In hetzelfde jaar
reisde ik met Jo naar Düsseldorf waar de première plaatsvond van het door
Mehring geregisseerde toneelstuk Glanz
und Tod Joachim Morietas van de Chileense schrijver Pablo Neruda (Fulgor y Muerte de Joaquín Murieta). Wat
een voorstelling! Na afloop was er een diner. Tegen het eind van de avond
ontspon zich aan tafel een tamelijk heftige discussie. Wat was de boodschap van
het toneelstuk, was de vraag? Tot mijn verbazing zag ik het gesprek in de
richting gaan van de Tweede Wereldoorlog en ik vroeg me af wat die er nu mee te
maken had? Neruda’s stuk gaat over een 19e-eeuwse Mexicaanse outlaw, die
inheemse gouddelvers verdedigde tegen de gringos,
de Amerikanen. Duidelijk was dat het stuk daar in Düsseldorf iets had losgemaakt
en de gemoederen hoog deed oplaaien. Een bewijs temeer van de kracht van het
stuk en de uitvoering die avond.
Mehring heb ik
geïnterviewd, met assistentie van Jo, voor een lang artikel getiteld Het menselijke boven het sociale. Een
korte samenvatting:
“Het toneel in het Westen is essentieel literair toneel. De tekst is doel en uitgangspunt van de creatie op het podium. Belet een acteur te spreken en hij weet niet meer wat hij moet doen; neem de regisseur zijn tekst af en hij is verloren. Ik verzet mij tegen het intellectualisme en de artistieke armoede op het toneel. Hoe dieper studie ik van de bewegingen maakte, des te meer werd ik mij bewust van het geklets in de meeste toneelstukken: de meeste toneelschrijvers bedenken voortreffelijke zinnen, bouwen hele tirades, maar weten niets van ‘toneel’, niets van het lichaam en maar weinig van de stem. Als ik een tekst leerde, bestudeerde ik tegelijk de rol van het lichaam en de ruimte op de scene. Ik ben daarom juist aan de andere kant begonnen, eerst met de realisatie, de ruimte, het lichaam, teneinde visuele stukken te scheppen . . .Men moet zich verzetten tegen het intellectualisme en de literaire geest van het theater in het Westen... Een beweging of een tekening leven pas, wanneer zij opgaan in de energie die hen bezielt. Alles is gebaseerd op de tegenstelling, de spanning, deoverbrenging, de dynamiek, of het nu een houding of een beweging betreft, het leven in een lichaam of de ruimtelijke contacten tussen de acteurs. Dat is de essentie van de toneelkunst: helaas vindt men die alleen maar in het gebruik van de stem terug”.
Theatraction
In 1976 richtte Jo het
ensemble Theatraction in Den Haag op waarvan
hij tien jaar lang artistiek leider was. Inmiddels was hij ook leraar en
artistiek leider van de Academie voor
Podiumvorming in Den Haag, een beroepsopleiding voor de podiumkunsten (van
1972-1976). Een van de hoogtepunten uit het repertoire van Theatraction was Cosmic
Circus in 1978, een voorstelling geïnspireerd door de cybernetische muziek
van Roland Kayn, een dynamisch samenspel van klank, licht, beweging en maskers.
Een poëtische voorstelling was De kleine
prins met Toi van Gelder in een mooie rol, naar het bekende verhaal van de
Franse
schrijver Antoine de Saint-Exupéry, opgevoerd in
1979/1980/1981 in Theater aan de Haven in Scheveningen.
De Acteerstudio
Met Donald van der
Maaten en Wouter Strack van Schijndel startte Jo in 1989 de theateropleiding De Acteerstudio. Aangeboden werd onder
meer een driejarige parttime-vakopleiding tot acteur. Elk studiejaar werd
afgesloten met een voorstelling van de leerlingen voor publiek in een van de
Haagse theaters. De
Acteerstudio heeft bestaan tot medio 2015 en heeft
menig acteur opgeleid die later te zien was op toneelpodia, op televisie of in
een filmrol.
In de jaren zeventig hadden we het druk met bezoeken aan al het nieuwe dat zich voordeed in de theaterwereld. En niet alleen daar. We bewandelden ook zijpaden en gingen bijvoorbeeld met een groepje mensen naar Vlaanderen voor een groots opgezet, twee dagen durend yoga-festival waar ook de Frans-Belgische choreograaf Maurice Béjart aanwezig was. Béjart leidde het Ballet van de XXste Eeuw en speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van het moderne ballet. We liepen met camera en microfoon over het grote terrein – het was mooi weer – waar her en der mensen bezig waren met yoga- oefeningen of gesprekken over yoga. Aanwezig was ook de Indiase swami Satchidananda van de Divine Life Society. Hij zat in een kring met een schare bewonderaars die hem bestookten met vragen. De swami wordt wel de ‘Woodstock guru’genoemd vanwege zijn aanwezigheid op het legendarische Woodstock Music Festival van 1969 in de VS.
In de jaren zeventig hadden we het druk met bezoeken aan al het nieuwe dat zich voordeed in de theaterwereld. En niet alleen daar. We bewandelden ook zijpaden en gingen bijvoorbeeld met een groepje mensen naar Vlaanderen voor een groots opgezet, twee dagen durend yoga-festival waar ook de Frans-Belgische choreograaf Maurice Béjart aanwezig was. Béjart leidde het Ballet van de XXste Eeuw en speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van het moderne ballet. We liepen met camera en microfoon over het grote terrein – het was mooi weer – waar her en der mensen bezig waren met yoga- oefeningen of gesprekken over yoga. Aanwezig was ook de Indiase swami Satchidananda van de Divine Life Society. Hij zat in een kring met een schare bewonderaars die hem bestookten met vragen. De swami wordt wel de ‘Woodstock guru’genoemd vanwege zijn aanwezigheid op het legendarische Woodstock Music Festival van 1969 in de VS.

Leerlingen en docenten van De Acteerstudio na afloop van een Tsjechov-voorstelling in Den Haag, 1996. Staande tweede van links Jo Röhrig met naast hem Donald van der Maaten (derde van links). Derde van rechts staand Maarten Ruarus
In een kolossale tent
op het terrein van het festival verzamelden zich op de slotavond honderden
mensen waar Béjart met élan een ode bracht aan yoga en de Oosterse filosofie. Andere
zijpaden waren bezoeken aan bijeenkomsten en tentoonstellingen in de
Soefi-tempel in Katwijk. We deden mee aan een workshop Aikido van een Japanse
meester en bezochten na aansporing van een kennis en passant ook nog een
Indonesische helderziende die verbluffende dingen vertelde.
We zaten middenin de jaren zeventig, je verdiepen in Oosterse religie en
filosofie was de normaalste zaak van de wereld. De grote trek naar India, Katmandoe
en Kaboel was al jaren aan de gang; de winkels in Europa lagen vol met
Afghaanse jassen, Indiase kleren en sieraden.
In de jaren negentig begon Jo met tangodansen, waarover hij iedereen die het
maar horen wilde vertelde. Zoals met alles ging Jo diep in op de materie, wist
dingen over tango, oorsprong en achtergrond, waarvan we geen notie hadden.
Gloed
en intensiteit
Maar om bij theater te
blijven. Een bonte reeks theatergezelschappen en solo-spelers uit binnen- en
buitenland deed Den Haag aan. Ze traden op in het HOT Theater, voordien een
gereformeerde kerk die speciaal in opdracht van de Haagse Comedie was omgebouwd en ingericht voor alternatieve, experimentele
vormen van theater. We zagen daar het Figurentheater
Triangel van Henk en Ans Boerwinkel tijdens de Mime- en poppenspelweek in 1977. Een voorstelling waar we lyrisch over waren. Jo berichtte
direct Mehring in Parijs om hem in te lichten over het fenomenale spel met waanzinnig
expressieve handpoppen, stokpoppen en maskers die Henk Boerwinkel allemaal zelf
maakte. Ze waren een kunstwerk op zich. Niet lang daarna kwam Mehring naar
Nederland voor een bezoek aan de Boerwinkels in hun eigen theater in Meppel. We
gingen erheen met een groep mensen. In een interview dat ik met Henk Boerwinkel
had zei hij:
Mehring zei na afloop over Henk Boerwinkel dat hij ‘un vrai artiste’ was, waarschijnlijk de hoogste titel die je in de kunst kan verwerven.“Sommige mensen zijn heel sterk door mijn poppenspel getroffen. Dat hoor je achteraf. Die mensen zijn er ook dagen mee bezig. Je roept iets op waar je zelf het vermoeden niet van hebt. Ik heb meegemaakt dat de mensen huilden. Ik zit al jaren in die kast en ik doe het zo goed mogelijk. Het wordt nooit clichéwerk. Het publiek is heel belangrijk.(…)Er zijn avonden dat ‘het’er is. De intensiteit, die helemaal van binnenuit komt. Het publiek wordt naar de kast getrokken. Soms duurt het een paar nummers. En ineens is het er. Dan begint alles te leven. Dan komen de karakters het beste uit. Dan wek je alles tot leven. Je voelt een vonk overgaan, nu heb ik iedereen. Je voelt de spanning, de timing, nu gaat het naar de climax”.
Er schiet me nu ik dit schrijf een discussie te binnen die ik eens heb gevoerd
met de Amerikaanse schrijver John Anthony West over de essentie van kunst. Hij
had een essay geschreven over de theatergroep Le Grand Magic Circus:
“Het beste toneel is letterlijk magisch is. Het veroorzaakt bij de toeschouwer een verandering in hem zelf. De hoogste kunst is een soort alchemie waarbij emotioneel lood omgevormd wordt in emotioneel goud. Maar evenals bij de alchemie werkt de magie slechts wanneer er een bepaald niveau van gloed en intensiteit wordt opgeroepen. Dat is ook bij kunst het geval”.
In het HOT zagen we in
diezelfde week ook de formidabele Zwitserse mime-speler Peter Wyssbrod met zijn
voorstelling Le grand départ die ons
nog lang bijbleef. Al eerder hadden we
hem gezien met Abfall. Over
intensiteit en gloed gesproken!
Ik heb hier een korte
schets willen geven van de periode en de context waarin Jo met zijn theaterwerk
bezig was. Hij stond middenin een creatieve periode. Jo was in zijn element en
heeft met zijn creatieve geest die jaren meehelpen vormen.
Un
vrai artiste
Jo is na een kort
ziekbed overleden aan de gevolgen van het coronavirus in de vroege ochtend van 31
maart 2020 in verzorgingshuis Eykenburg in Den Haag. In augustus zou hij 83
jaar worden. De plotselinge dood was een schok voor iedereen die hem kende. In
december was Jo erheen verhuisd vanuit zijn appartement in de Van
Hogendorpstraat waar hij jaren heeft gewoond, vlakbij Maarten Ruarus, acteur en
vriend van Jo. Maarten heeft meegespeeld in verschillende door Jo geënsceneerde
stukken waaronder Cosmic Circus.
Per rolstoel ging Jo
het verzorgingshuis in, maar na een paar weken al begon hij te oefenen met
lopen. Ik zie hem nog door de gang gaan met een rollator. Hoe blij was hij dat
dat weer kon. Het ging hem daar best goed, zo te zien, hij zag er beter uit en leek
een paar kilo aangekomen. Ik denk dat vooral de regelmatige maaltijden hem goed
hebben gedaan.
Lieve Jo, je was op en
top een theaterman, vakkundig en intens bij je werk betrokken. Je was veelzijdig,
met een brede belangstelling. We hadden het geluk, en we waren bevoorrecht, dat
we ons vrij konden ontwikkelen in een periode van geestelijke expansie. Op alle
fronten. De Fransen noemen de periode vanaf de Tweede Wereldoorlog tot de jaren
tachtig ‘Le trente glorieuses’. We waren weetgierig en wilden voorbij de
grenzen. Wat ik nog ben vergeten hier te noemen is dat je technisch heel handig
was, je leek wel alles te kunnen. Repareren en oplossingen bedenken gingen je
natuurlijk af. Er was veel van je te leren.
Ik had nog graag meer van je willen horen over je jeugdjaren. Je begon erover te vertellen tijdens mijn laatste bezoek aan jou in Eykenburg. Met een geïllustreerde plattegrond van je geboorteplaats voor je liggend, wees je aan wat voor route je jarenlang dagelijks hebt afgelegd op weg naar school. Ik ben een stukje met je meegelopen door Meisenheim. De plaats kwam tot leven, je werd steeds enthousiaster en je bleef aanwijzen. Je was nog dezelfde als begin jaren zeventig toen ik je voor het eerst ontmoette en ik dankzij jou langzamerhand ging begrijpen waar het in het theater nu eigenlijk om gaat. “Kom”, zei ik bij het weggaan die zondagmiddag, “vertel me meer over je jeugd bij mijn volgende bezoek”.
Ik had nog graag meer van je willen horen over je jeugdjaren. Je begon erover te vertellen tijdens mijn laatste bezoek aan jou in Eykenburg. Met een geïllustreerde plattegrond van je geboorteplaats voor je liggend, wees je aan wat voor route je jarenlang dagelijks hebt afgelegd op weg naar school. Ik ben een stukje met je meegelopen door Meisenheim. De plaats kwam tot leven, je werd steeds enthousiaster en je bleef aanwijzen. Je was nog dezelfde als begin jaren zeventig toen ik je voor het eerst ontmoette en ik dankzij jou langzamerhand ging begrijpen waar het in het theater nu eigenlijk om gaat. “Kom”, zei ik bij het weggaan die zondagmiddag, “vertel me meer over je jeugd bij mijn volgende bezoek”.
———————
Alexandra Gabrielli, Den Haag, augustus
2020

Jo vierde zijn tachtigste verjaardag in Den Haag in het bijzijn van familie en (theater)vrienden. Naast hem links Donald van der Maaten, rechts Maarten Ruarus
en Toi van Gelder (augustus 2017)
en Toi van Gelder (augustus 2017)