Ga naar de inhoud

Claus Döhrer - Nieuw project

Menu overslaan
CAMELOT MAGAZINE
Title
Menu overslaan

SPEL DER DIMENSIES


Claus Döhrer

« Een formidabele kunstenaar »
(1935 – 2002)




“Als  dit moderne kunst is, vind ik dat wel mooi”, is de reactie van een  jonge bezoekster aan de tentoonstelling van Claus Döhrer in het atrium  van het Amsterdams Medisch Centrum (AMC). In een korte toespraak lichtte  Claus de elementaire werking van zijn “Kapillar-Kinetik” en zijn  “Raum-Flächen-Modulationen” toe. Op de uitnodiging voor de opening op 4  maart 1988 stond de tekst:
 
“Döhrer  heeft zich gespecialiseerd in kinetische processen van geometrische  lichamen uitgevoerd in glasheldere materialen. Adembenemende beelden  geïnspireerd op de vorm/ruimte-experimenten van het Bauhaus in zijn  geboorteland Duitsland en het Neoplasticisme van Mondriaan”.
 
De  expositie met werk van Döhrer is de start van een reeks in de AMC  Gallery, later Brummelkamp Galerie genoemd, vernoemd naar chirurg  professor W.H. Brummelkamp (1928-2010). Begin jaren tachtig is de basis  gelegd voor de uitzonderlijke en omvangrijke kunstcollectie van  inmiddels ruim 7.000 werken.

De ruimte als uitdaging
 
 Hij goochelt in dimensies. Met glas, kunststof, hout en verf objecten  creëren die verbazing en bewondering oproepen. We kijken naar een spel  van vierkanten, driehoeken, cirkels en kubussen. Hoe ze veranderen en  bewegen en hoe uitdagend dat kan zijn. Massa wordt dynamisch gemaakt.  Hij laat beweging met licht en vorm zien en de ruimtelijke rangschikking  van vlakken, lijnen en bollen. Hij speelt een spel der dimensies. De  eerste dimensie is de lijn, de tweede het vlak en de derde de niveaus.

Beeldend  kunstenaar Claus Döhrer ziet de ruimte als een uitdaging. Hij wil de  verhoudingen erin ordenen maar hij wil ook loskomen van de  zwaartekracht, een toestand van volmaakt evenwicht bereiken.

Claus werd in 1935 in Waldhaus, Thüringen geboren en groeide  op in een dorp van zeven huizen. Zijn vader was bosbeheerder: “We  leefden op het platteland en hij nam ons mee naar buiten, in de vroege  ochtend, en zittend op een hoge houten constructie, keken we door een  verrekijker naar het wild. Dat was heel romantisch. Ik voelde me sterk  aangesproken door de beweging in de natuur. Ik heb met mijn vader een  vijver gebouwd. De vijver werd later een meer met karpers. Het was zo  mooi over het water te kijken, die reflectie van de bomen erin. Dat  heeft invloed op mijn werk gehad denk ik. Wat ik me herinner van voor de  oorlog is het simpele leven, de eenvoudige dingen. Het feestvieren in  augustus/september vanwege de oogst die werd binnengehaald. ’s Winters  was de deur dicht, je zat opgesloten in je omgeving. Op ski’s ging ik  naar school, zeven kilometer. Soms lag er zoveel sneeuw, wel vier meter  hoog bij min twintig graden dat je niet bij de school kon komen”.
 
Claus  vertelt over de geuren die hij zich herinnert. De zoete geur van pas  gemaaid gras, het droge hooi in de schuur. Van aardappelen: “Eerst ga je  ze zaaien, later binnenhalen. Je ruikt de aardappelen. Na een half jaar  als ze oud worden voel je dat aan je neus”. Hij vindt het ‘prachtig’ om  hout te zagen: “Als de zaag door het hout gaat, voel je hout uit elkaar  gaan. Als je een vijver helemaal schoon maakt, ruik je de modder die  overblijft. Dat is een oergeur”.

In  de regio waar hij woonde, sloop Claus met andere kinderen door de  bossen om lichtjes uit te doen. In de oorlog imiteerden de Duitsers een  stad in de bossen van de omgeving “waar wij woonden. Dat gebeurde om de  vliegtuigen naar ons gebied toe te lokken en te laten bombarderen, om te  voorkomen dat de naburige stad zou worden geraakt. We waren erachter  gekomen dat er elke nacht licht brandde bij ons in het bos, en wij  maakten dan al die lichtjes weer uit. Dat was iedere avond een ritueel.  Het was een raar gezicht, een lichttapijt in het donkere bos. Voor ons  kinderen zag het er feestelijk uit. Als kind beleef je de oorlog heel  anders”.



Een  hele jeugd trekt voorbij terwijl Claus aan het vertellen is. Hij is dan  in de vijftig en zegt dat hij nooit de bodem onder zijn voeten heeft  gevoeld. Hij voelt zich altijd in de lucht hangen. Hoe kom je op de  bodem terecht, vraagt hij? Om daaraan vervolgens mompelend toe te  voegen: “Ik ben 37 keer verhuisd in mijn leven”.
 
Jaren  later lees ik een citaat van de Tibetaanse lama Chögyan Trungpa: “Het  slechte nieuws is dat je door de lucht valt, er is niets om je aan vast  te houden, geen parachute. Het goede nieuws is dat er geen bodem is”…
 
Hij  komt terug op de weerkaatsende beelden, de waterschittering en de  luchtweerkaatsing in de vijver en maakt de vergelijking met de glazen  buisjes van zijn objecten. Fascinerend is de eenvoud. Door het opvullen  van de glazen buisjes met vloeistof, door de beweging en het vacuüm  krijg je een ongelooflijke hoeveelheid nieuwe beelden. Ze zijn niet  monotoon, ze zijn niet te herhalen, je ziet continu iets nieuws.



Op de vraag wat bepalend is in zijn werk, antwoordt Claus:
  
“De  mens vormt zijn eigen omgeving – vertaald in het creëren van ruimten.  Massa en openheid zijn de componenten. De ordening van de massa en de  wijze van materiaalgebruik bepalen het karakter.
De mens vormt hierin een dynamisch gegeven door vanuit steeds wisselende optieken de ruimte waar te nemen.
Wordt  de massa – of een gedeelte daarvan - dynamisch gemaakt,  dan wordt aan  de menselijke waarneming een dimensie toegevoegd – de ruimte zelf is aan  verandering onderhevig.
Het  doen ontstaan van beweging kan geschieden door gebruik te maken van  natuurkrachten: luchtcirculatie, water-zonne-energie: de mens kan zelf  beweging veroorzaken of deze kan op mechanische wijze worden opgeroepen.
Mijn wezenlijke interesse ligt in het door beweging veranderen – beïnvloeden - van ruimte”.
       
Jeugd
  
De  jeugdjaren van Claus waren uiteraard turbulent. Hij behoort tot de  generatie die als kind de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. En of je  nu kind in Duitsland, Nederland of een ander land was, deze oorlog  heeft een stempel op hen gedrukt. Claus werd na de oorlog naar  West-Duitsland gestuurd, de grens over naar zijn grootmoeder die in het  Westen woonde. In de oorlog mocht je je woongebied niet verlaten, maar  had je een vergunning nodig. Vanwege de oorlog had Claus de lagere  school nauwelijks gevolgd. Hij kwam op een internaat terecht dat  katholiek bleek, maar Claus is Evangelisch opgevoed en dat gaf   moeilijkheden. Voor het eerst in zijn leven voelde hij de druk van de  maatschappij. Het indelen in hokjes, het altijd  maar controleren, of  het hemd wel op de juiste manier was gevouwen of gestreken. “Je was een  machine, onderdeel van het geheel. Op tijd opstaan, op tijd wassen, op  tijd naar school. Je moest meedoen en had nooit je eigen inbreng. Ik was  toen twaalf”. Wat heb je dan voor mogelijkheden? Wat zijn je dromen, je  fantasieën?  
 
 
Claus  voelt zich los staan van de maatschappij. Dat was altijd al zo: “Ik wil  graag vier muren om me heen hebben, mijn eigen ruimte waar ik me thuis  voel, maar sinds mijn kindertijd heb ik een koffer met al mijn  persoonlijke spullen. Ik kan zo die koffer oppakken en op weg gaan”.
 
- Wat zit er in de koffer?
“Gewoon  spullen, kleding, sokken. Soms open ik de koffer, haal de kleren eruit  en was ze, en leg ze weer terug. Als ik nu terugkijk zie ik mijn moeder  hoe ze in de oorlog voor mij en mijn twee broers een rugzak vulde met  het nodige om te kunnen vluchten. We zijn vaak gevlucht, maar kwamen dan  weer terug naar huis. Wat moet je meepakken? Het leven is heel  relatief, Het is krankzinnig wat we allemaal vergaren, alles willen  hebben.  En als je dood gaat, kun je niets meenemen. Wat je wel behoudt,  is je geest, wat je hebt opgeslagen, ervaren.  Wat je hebt gekregen  door de ontwikkelingen die je doormaakt, de tegenslagen, de belevenissen  met mensen die intussen overleden zijn, de confrontaties waarvan je  achteraf zegt: hoe bestaat het dat mensen zo bezig zijn. Ik vond het  vroeger al mooi een foto te hebben waar ik op sta, met vrienden en  kennissen. Dingen die ik heel mooi vind, hoef ik niet meer te kopen. Als  ik iets moois in de etalage zie, hoef ik het niet meer te hebben”.
 
 Hij  voelt zich onthecht, ‘in de lucht hangen’ en vertelt hoe hij zich  verdreven voelde als kind, verjaagd, moeten meedraaien in de sleur. Hij  wilde een omgeving waarin hij zichzelf kon zijn, en besefte dat het voor  hem niet was weggelegd. Hij heeft geen idee waarom niet en vermoedt dat  hij het niet kan. Als kind voelde hij zich onderworpen aan regels.  “Claus je moet dit, je moet dat. Heb je je nette pak aan? Heb je God  gedankt voor het eten?  Op een gegeven moment word je een rebel en denk  je, laat maar zitten, en dan word je een buitenbeentje”.

Niet  alleen onthecht, Claus voelt zich ook gespannen, zegt hij: “Ik weet  niet waar ik naar toe ga. Het is moeilijk jezelf te zijn. Rust te  krijgen, concentratie, kunnen nadenken”.
 
 “Maar”,  werp ik tegen, “in je werk zie ik opperste concentratie. Ik zie het  tegendeel van onrust en verhuizen. Jouw objecten nemen ruimte in, ze  staan daar nu op één plek, op de tentoonstelling, ze mogen er zijn”.
 
Claus  realiseert zich ineens, met verbazing, nu hij naar de objecten kijkt,  dat hij ze voor de eerste keer naast en bij elkaar ziet staan. “Ik had  ze allemaal in de mottenkist opgeborgen”. Hij ziet dat  het simpele  objecten zijn, gemaakt met een minimum aan middelen en met een maximum  aan resultaat.
 
Voordat  Claus naar Nederland vertrekt in 1962 volgt hij een opleiding in  fresco’s en decoratief schilderen in Kassel aan de Staatliche  Werkkunstschule Kassel, te vergelijken met de Rietveld Academie in  Amsterdam. Hij richt zich op wandschilderingen, decoratief schilderen en  restauratie en volgt les in grafische technieken bij verschillende  leraren. Begin jaren zestig werkt hij op reclamebureau Modellbau  Werbeagentur Troost in Düsseldorf waar hij driedimensionale standbouw  onder de knie kreeg.
 
In  Amsterdam begint Claus aan een vrije carrière in vormgeving, grafische  technieken, interieur- en standbouw voor beurzen en exposities.
 “Het  boeide me met mijn handen iets te leren en met materialen te werken.  Dingen realiseren, eerst in je hoofd. Dat is een avontuur, een  belevenis. De gedachten die je aanvankelijk had, zijn er niet meer, er  moet gewoon iets nieuws ontstaan. De oorspronkelijke idee voor de staven  was een kubus, ruimte die van vorm kon veranderen, vergroot of  verkleind, Hoe moet je zoiets technisch doen? Wat is daar fascinerend  aan? Ik moest met een minimum aan middelen werken vanwege de financiën,  om het maximale er uit te halen. Een handicap kan soms heel positief  werken als je weet hoe je die kan benutten. Met weinig middelen een  grote hoeveelheid beelden creëren heeft me veel moeite gekost”.
 
Claus  heeft veel geëxperimenteerd en probeerde zijn werk tentoon te stellen  in galeries en musea.  Als dat niet lukte, verloor hij zijn  zelfvertrouwen: “En dan de taal. Je verbastert je eigen taal, maar het  Nederlands ook. Dat zijn dingen die me door het hoofd gaan de laatste  tijd. Ik was vroeger veel zekerder van mezelf. Nu ben ik kribbig. Er  gaat veel mis. Vier platen waar ik mee bezig was, zijn de mist ingegaan.  Het voelt alsof alles wat ik begin de mist ingaat. Hoe dat komt, weet  ik niet. Gisteren nog heb ik even iets laten maken waarna ik vervolgens  met de plaat in een plastic zak naar huis ga, goed oplettend dat er  niets mis gaat. Maar dat gebeurt wel. Ik stoot tegen een Amsterdammer  aan en er vliegt een stukje van het glas af.  Soms voel ik, als ik naar  iemand toega, al van tevoren dat het bezoek de mist ingaat. Ik doe dat  zelf natuurlijk, ik daag mensen uit, het moet mislukken. Hoe ontsnap je  hieraan?
Wat nodig is zijn vier muren om je heen om de rust en energie weer op te bouwen",
 
- Waarom ging je eigenlijk naar Nederland?
 “Toen  ik op het reclamebureau werkte, ging ik in de weekeinden vaak naar  Amsterdam. Daar woonde een collega en het gekke is dat ik vroeger als  kind vaak van Nederland gedroomd heb. Het water, het groen, de molens  boeien me heel sterk. Is het een voorbestemming geweest hoe ik in  Amsterdam ben terechtgekomen? Aan de andere kant, denk ik wel eens: ik zit hier helemaal fout, ik had het nooit moeten doen. Maar dan, wat is het leven?  Is het een overbrugging? Een tijdverdrijf op deze aarde?”
 
Ik vraag hem of hij gelooft in een leven na de dood?
“Nee, daar kan ik niet in geloven”.
 
Als  ik hem vervolgens vraag wat hem de meeste vreugde verschaft, antwoordt  hij: “Vrijheid, in die zin dat je met je lichaam nergens tegenaan botst.  Dat je helemaal loskomt, dat je haast luchtledig kan zijn. En dan het  dromen. Ik vind het prachtig om urenlang naar de zee te kijken, de  golven te kunnen zie, de weerkaatsingen ook, maar ook het luisteren naar  het geruis van de bossen. Bladeren die van de bomen zweven en op de  grond dwarrelen. Vroeger droomde ik veel, dat ik ging vliegen en er  iemand aan me trok, en dan kon ik net wel of net niet loskomen, maar er  was altijd wel iemand die dat deed. Maar die dromen heb ik niet meer.  Sinds twee of drie jaar droom ik helemaal niet meer, Het is helemaal  weg. Ik mis het niet, maar soms denk ik wel, had ik maar een afleiding  hier bovenin, een heel mooie droom”.
En  wat de dood betreft, Claus merkt daarover nog op: “Voor mij is het zo:  als mensen overlijden, bestaan ze gewoon nog. Ze zijn voor mij niet  verdwenen”.
Hij blikt terug op de jaren zestig, toen “de contacten  heel anders waren. Men was veel geëngageerder, geïnteresseerder. Nu is  het zo: wat heb ik ermee te maken? Mijn weg is mijn weg en jouw weg is  jouw weg. Het was toen een hele mooie tijd. Je voelt nostalgie als je  over die tijd gaat praten, en je leeft verder. Waarom zou je in het  verleden blijven hangen? Maar die tijd heeft behoorlijk iets in je  achtergelaten. Nu vraagt men: wat levert het op?
 
Het doet Claus zichtbaar veel, zijn werk bij elkaar zien op de tentoonstelling in het AMC. Het is de kroon op zijn werk.

Expositie

 
Beweeglijke cirkel’, tentoonstelling in het AMC, maart 1988

Journalist Rob Wouters schreef in Het Parool van 10 maart 1988 dat de tentoonstelling in het AMC diepe indruk  op het heeft gemaakt: “Het driekoppige maecenaat (Brummelkamp, Cor  Couveld en Elmyra van Doorn) dat het AMC zijn unieke kunstverzameling  heeft gegeven – alleen al aan de wanden van het ziekenhuis hangen  vijfduizend kunstwerken, meer dan het hele Stedelijk heeft – ziet in  deze expositie het begin van een reeks: ‘Een in de hele wereld unieke  zaak’, zegt Brummelkamp.
 
Dat  Döhrer het spits mag afbijten is niet ‘toevallig’, zijn werk past  volledig in de artistieke filosofie van de kunstverzamelaars, volgens  AMC-voorlichter Roy Buijze. “Op de patiënten-afdelingen is alles  geometrisch abstract of keurig realistisch. Het windt de mensen niet  teveel op”, aldus prof. Brummelkamp. “In een ziekenhuis moet ook  emotionele rust heersen. Daar hebben we erg op te letten”.
 
Wouters  probeerde ook in gesprek te gaan met Claus die zei “niet zo van vragen  te houden. Mijn antwoord staat in de vitrines of het hangt aan de muur”.  Al zijn werk is zo gemaakt dat de toeschouwer zelf kan ingrijpen, het  kan veranderen door een eenvoudige schuifbeweging van de hand. De cirkel  in het atrium, vervolgt Wouters, werd reeds voor de opening royaal  bewonderd en bewogen. Langzaam trekt de gifgroene fluorescerende  vloeistof met luchtblaasjes naar ‘Kapillar Kinetische Kunst’-hoogte.
 Elmyra van Doorn: “Döhrer heeft zich gespecialiseerd in kinetische  (bewegings)processen van geometrische lichamen, uitgevoerd in  glasheldere materialen. Adembenemende beelden, geïnspireerd op de  vorm/ruimte- experimenten van het Bauhaus in zijn geboorteland Duitsland  en het Neoplasticisme van Mondriaan”.     

Scheidingswand



In diezelfde periode, de jaren tachtig,  heeft Claus in opdracht van tandartsenpraktijk Promident in Osdorp een  scheidingswand – zie afbeelding - ontworpen, bestaande uit zeven  cirkels, in hoogte en diagonaal te verstellen naar eigen voorkeur. Hoogte 200 cm, breedte 200 cm, diepte 50 cm.

Ontwerp Hoofdbureau van Politie



Bij het ontwerp voor het hoofdbureau  van Politie in de Marnixstraat van Amsterdam schreef Claus: “Naast een  bestaande bouwmassa is een nieuw blok geplaatst; een tussenruimte  overlatend. Door middel van een object beide blokken verbinden,  eventueel gebruik makend van het water, vormde de gestelde opgave.
 
Het  object wordt in beweging gezet door gebruikmaking van windkracht.  Aluminium palen met een contragewicht balanceren met een gelagerd stalen  frame als basis, op de krachten van de wind.
 
Doordat  de palen rond zijn is de weerstand minimaal en zal er ten hoogste een  zacht geolvende beweging ontstaan, een tegengewicht vormend met zijn  omgeving.
Een vloeiend  gebaar dat een zekere afstandelijkheid inhoudt – gewenst op deze plek –  vriendelijk genoeg om even de aandacht te vragen”.

Binnenruimte


 
Gevraagd  was een binnenruimte (stadhuis Amsterdam) zodanig vorm te geven dat het  ghebruikt kan worden als uitloopgebied van de aangrenzende  ontvangstzaal – tevens visueel aantrekkelijk vanuit de overige delen van  het gebouw.            
 
Met  de toegangsdeuren van de ontvangstzaal als middelpnt is een  cirkelsegment geprojecteerd – eindigend in een wand van drie meter hoog.  Deze wand is opgebouwd uit een twaalftal spiegels – elk draaiend om een  gelagerde as.
 De wanden van  het gebouw bepalen de maat en schaal van de binnenplaats. De spiegelwand  voegt daar een andere dimensie aan toe: door de reflectie van de spiegels worden de bestaande maten twee maal vergroot en tevens in verschillende hoeken ingesteld.
 
In een gefixeerde ruimte wordt aldus een variabele ruimtewerking ingevoegd.
Het groen is zodanig gesitueerd dat door de werking van de spiegels het effect hiervan verveelvoudigd wordt.

MOBI – LUM



MOBI-LUM  bestaat uit verchroomd stalen buizen voorzien van zes witte matglas  balonnen. De langzaam bewegende bollen zijn geschikt voor zowel het  belichten van een eethoek als zithoek. Ook wanneer het lichtmobiel laag  opgehangen is in een hoek of boven een – grote – lage tafel, heeft het  een fraaie, decoratieve waarde.
 
Afmetingen:  doorsnede 2,50 m, hoogte 0,80 cm, ophangkabel 1,65 m. Het  stroomverbruik per bol bedraag 40 W, in totaal 240 W. Het wattage mag  niet worden overschreden; de bollen zijn luchtdicht gemonteerd.  Elke  bol met bijbehorende stang dient afzonderlijk te worden uitgebalanceerd.
De draaimogelijkheid van de afzonderlijke elementen varieert tussen 45 en 80 graden. Totaal draaibereik is 360 graden.
 
Het MOBIL-LUM werd alleen op bestelling geleverd.


CLAUS DÖHRER – biografie

1935  Geboren in Waldhaus, Thüringen, Duitsland.
 
Na de oorlog wordt Claus naar West-Duitsland, naar zijn in Kassel wonende grootmoeder gestuurd.
 
1951  De moeder en de twee broers van Claus vertrekken ook naar Kassel. De vader is in de Tweede Wereldoorlog als vermist opgegeven.
 
1953 – 1959  Studie decoratief schilderen – fresco’s - aan de Staatliche Werkkunstschule in Kassel.
 
1953 – 1956  Volgt daar ook lessen Grafik-Design bij prof. Jupp Ernst, Prof. K.O. Blase en Heinrich Wehmeier.
 
1960  1962 Gaat werken als ontwerper en stand/modelbouwer in de  reclamewereld, bij Werbeagentur Troost in Düsseldorf. Daar  specialiseerde Claus zich in standbouw, werken ‘met driedimensionale  vormen’.
 
1962  Verhuizing naar Amsterdam. Gaat vrij werken. Vormgeving, interieurbouw, decors voor beurzen.
 
1970  ‘Computergestuurd kogelobject’ met voortdurende verandering van dimensies.
 
1972 ‘Kapillar-Kinetik’ - azul, verde y blanca.
 
1974  Groepstentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam.
 
1984  ‘Raum-Flächen-Modulationen’, acrylglas/kleur-aluminium.
 
1984  Tentoonstelling in maart in AMC Galerie te Amsterdam van: ‘Kapillar-Kinetik’ – ‘Raum-Flächen-Modulationen’.
 
1986 ‘Glas-Schicht-Objekte’.
 
1991 – 28 mei Presentatie op de Filmacademie in Amsterdam van een film over leven en werk van Claus Döhrer: Kapillar-Kinetik und Raum-Flächen-Modulationen.  De film vertelt over zijn jeugd en we zien Claus bezig aan zijn  kunstwerken. De film is geregisseerd door Huib Maaskant/NFTVA, het  camerawerk is van Evert van den Berg.
 
2002  Claus overlijdt op 12 november in Amsterdam. Op de rouwkaart stond o.m: “Na een bijzonder leven”.




(Tekst: Alexandra Gabrielli. Interview vond plaats in 1988. Opnieuw geredigeerd juni 2025)

©  Alexandra Gabrielli
Terug naar de inhoud